Explosie- en brandgevaar - Voorkomen
Etikettering
Gevaarlijke stoffen zijn te herkennen aan het etiket op de verpakking. Een etiket is verplicht voor alle gevaarlijke stoffen en mengsels die in de handel worden gebracht. Op het etiket moet in ieder geval de naam, de gevaarspictogrammen en de H- en P-zinnen worden vermeld.
De gevaarspictogrammen en de H-zinnen (gevaarsaanduidingen, hazard statements) geven informatie over de gevaarsaspecten van de stof. De P-zinnen (veiligheidsaanbevelingen, precautionary statements) zijn aanbevelingen voor het veilig gebruik van de stof.
Veiligheidsinformatieblad
Bovengenoemde informatie is ook opgenomen in het veiligheidsinformatieblad (VIB). Het VIB bevat meer uitgebreide informatie over de gevaren van de stof en te nemen maatregelen.
Het VIB wordt soms ook 'Safety Data Sheet' (Engels, SDS) of 'Material Safety Data Sheet' (Amerikaans, MSDS) genoemd.
De leverancier van een gevaarlijke stof is verplicht om, tenminste bij de eerste levering van een stof, gratis een VIB te verstrekken. Dit is vastgelegd in de Europese REACH-verordening (1907/2006). Veel leveranciers stellen de VIB's digitaal beschikbaar.
Opslag gevaarlijke stoffen
De Richtlijn PGS15 stelt gedetailleerde voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen. De manier van opslag van stoffen wisselt per categorie. Hierbij wordt de indeling van de gevaarlijke voorschriften gevolgd van de vervoerswetgeving. (ADR, Accord européen relatief au transport international de marchandises Dangereuses par Route) ADR heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Het ADR kent 13 gevarenklassen van gevaarlijke stoffen, waaronder:
- Ontplofbare stoffen
- Brandbare stoffen
- Brandbare vaste stoffen
In PGS15 staan de eisen die aan de opslag van deze stoffen gesteld worden.
Klik hier voor meer informatie.
Deze eisen zijn echter niet van toepassing als de hoeveelheden stoffen beneden vastgestelde ondergrenzen liggen. Er is dan sprake van hoeveelheden die voor een goede bedrijfsvoering als "werkvoorraad" beschouwd mogen worden. Deze ondergrenzen liggen afhankelijk van de gevaaraspecten, de hoeveelheid werkvoorraad van de stof en de verpakking tussen de 1 en 250 kilogram of liter. Wel moeten deze stoffen nog steeds verantwoord worden opgeslagen. Dat betekent dat opslag niet op de werkvloer mag plaatsvinden, tenzij het om een werkvoorraad gaat.
In tabel 1 staan de belangrijkste categorieën, met de bijbehorende hoeveelheid werkvoorraad. Als er sprake is van verschillende stoffen met verschillende ondergrenzen, moet de ondergrens voor de totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen naar rato berekend worden.
Maximaal toegestane werkvoorraad gevaarlijke stoffenCATEGORIE + ADR-KLASSE | VOORBEELDEN | MAXIMALE HOEVEELHEID |
---|
werkvoorraad | | |
Brandgevaarlijke vloeistoffen (3) | aceton, ethanol, ether | 25 kg of liter |
Brandbare vaste stoffen (4.1) | zwavel | 50 kg of liter |
Oxiderende stoffen (5.1) | perchloraten, permanganaten, peroxiden | 50 kg of liter |
Giftige stoffen (6.1) | Diverse grondstoffen | 50 kg of liter |
Bijtende stoffen (8) | Natriumhydroxide, zoutzuur, zwavelzuur | 250 kg of liter |
CMR-stoffen (geen ADR-klasse) | Kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen | 1 kg of liter |
Op de werkvloer mag een werkvoorraad aanwezig zijn. De werkvoorraad van de gevaarlijke stof moet in een gesloten verpakking zitten en niet meer zijn dan één dag verbruik of één batch. Voor de apotheek is van belang dat het begrip werkvoorraad verder wordt ingeperkt door de bepaling dat deze strikt noodzakelijk moet zijn. Beperk de hoeveelheid in ieder geval tot de hoeveelheid die op één werkdag gebruikt wordt en/of uitsluitend tot aangebroken verpakkingen.
De opslag van gevaarlijke stoffen die de werkvoorraad overtreffen (bijvoorbeeld ethanol) vindt plaats in brandveiligheids opslagkasten. Kasten die vóór 1 januari 2006 in gebruik genomen zijn, moeten voldoen aan de (oude) norm NEN 2678. Kasten die na deze datum in gebruik genomen zijn, moeten voldoen aan de nieuwe Europese EN 14470-1. Deze norm kent 4 categorieën van brandwerendheid: 15, 30, 60 en 90 minuten. In Nederland geldt een minimale eis van 30 minuten. In de norm staat verder beschreven welke informatie op de voorkant van de kast aangebracht moet zijn. Tevens dient de leverancier een testrapport mee te leveren.
Compartimentering
Sommige gevaarlijke stoffen kunnen met elkaar reageren, waarbij gevaarlijke gassen of dampen vrij kunnen komen of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Deze stoffen moeten gecompartimenteerd, oftewel fysiek van elkaar gescheiden, opgeslagen worden. De wijze waarop dit moet gebeuren staat gedetailleerd beschreven in de PGS15, bijlage 3: Voorkomen van onverenigbare combinaties door stoffenscheiding. De compartimentering is van toepassing op onderstaande categorieën stoffen (zie ook tabel 1):
- Brandbare vloeistoffen (ADR-klasse 3)
- Oxiderende stoffen (5.1)
- Giftige stoffen (6.1) incl. CMR-stoffen (geen ADR-klasse)
- Bijtende stoffen (8)
Opslag werkvoorraad buiten brandveiligheids opslagkast
De meeste stoffen die in de apotheek aanwezig zijn, behoren, in de regel, tot de giftige stoffen. De andere stoffen worden, per categorie, dusdanig opgeslagen dat ze zowel horizontaal als verticaal niet met elkaar in contact kunnen komen. Voor de categorie bijtende stoffen geldt bovendien dat zuren en basen ook onderling gescheiden moeten worden opgeslagen. Voorbeeld: zoutzuur scheiden van natriumhydroxide.
Sla de brandgevaarlijke, oxiderende en bijtende stoffen, zowel vast als vloeibaar, op in lek-vrije bakken. Hierdoor wordt het risico op ongewenste fysisch/chemische reacties verder verminderd.
Opslag in brandveiligheids-opslagkast
In de meeste apotheken zullen uitsluitend brandgevaarlijke vloeistoffen in een brandveiligheids opslagkast opgeslagen worden. Raadpleeg de leverancier wanneer er ook voorzieningen voor de opslag van andere categorieën in de kast nodig zijn.
Brandblusmiddelen moeten aanwezig zijn. Het is raadzaam u hierover te laten adviseren door de brandweer of een gespecialiseerd bedrijf. Ook de preventiemedewerker en eventueel de bedrijfshulpverlener(s) is hierbij betrokken. Het potentiële gevaar blijkt uit de uitvoering van de RI&E.